EMDR

EMDR

018-emdr

Eye Movement Desensitization and Reprocessing, afgekort tot EMDR, is een therapie voor mensen die last blijven houden van de gevolgen van een nare of schokkende ervaring zoals een verkeersongeval, een geweldsmisdrijf, een nare ervaring op medisch gebied etc. Na zo’n nare ervaring kunnen psychische klachten ontstaan zoals zich opdringende herinneringen aan de schokkende gebeurtenis, waaronder angstwekkende beelden (herbelevingen) en nachtmerries. Andere klachten die vaak voorkomen zijn schrik- en vermijdingsreacties. Men spreekt dan meestal van een “post-traumatische stress-stoornis’ (PTSS). Ook bij kinderen en jeugdigen kan PTSS goed behandeld worden met EMDR.

EMDR is nog steeds allereerst bedoeld voor PTSS. Toch leren ervaringen met deze behandelmethode de afgelopen jaren dat het mogelijk is een grote verscheidenheid aan psychische aandoeningen en klachten te behandelen, die samengaan met vermijdingsgedrag, somberheid en/of gevoelens van angst, schaamte, verdriet, schuld of boosheid. Uitgangspunt is telkens dat deze klachten zijn ontstaan als gevolg van een of meer beschadigende ervaringen. Daarmee worden gebeurtenissen bedoeld die zulke sporen hebben nagelaten in het geheugen van deze persoon, dat deze er ook later nog steeds last van heeft. Voorbeelden daarvan zijn verwaarlozing/mishandeling, akelige ervaringen op medisch gebied, en langdurige pesterijen of verlieservaringen.

De belangrijkste insteek van de EMDR-therapeut is de cliënt te helpen de herinneringen aan deze gebeurtenissen te verwerken, met de bedoeling daarmee de klachten te verminderen of te laten verdwijnen.

 

Hoe gaat het EMDR in zijn werk?

De therapeut zal de cliënt vragen aan de gebeurtenis terug te denken, inclusief de bijbehorende beelden, gedachten en gevoelens. Eerst gebeurt dit om meer informatie over de traumatische beleving te verzamelen. Daarna wordt het verwerkingsproces opgestart. De therapeut zal vragen de gebeurtenis opnieuw voor de geest te halen. Maar nu gebeurt dit in combinatie met een afleidende stimulus. De cliënt wordt gevraagd om het beeld stil te zetten bij het “plaatje” dat nu nog het naarste is. Tegelijkertijd beweegt de therapeut  zijn vingers voor het gezicht van de cliënt heen en weer , en volgt de cliënt deze beweging met zijn ogen. De therapeut vraagt regelmatig wat er bij de cliënt op komt. Dat kunnen beelden, gedachten of gevoelens zijn, maar ook lichamelijke sensaties zoals spanning of een ander lichamelijk gevoel. Soms komt er iets boven wat men niet durft te vertellen of niet wil vertellen. Dat hoeft ook niet. Het is wel belangrijk voor de therapeut om te weten of de cliënt iets voelt veranderen. De behandeling gaat door totdat de cliënt het niet meer erg vindt om naar het betreffende “plaatje” te kijken en aan die ervaring(en) te denken. Meer informatie kunt u vinden op www.emdr.nl.