Gezinstherapie is gebaseerd op de systeemtheorie. Hierbij gaat men ervan uit dat de mens pas werkelijk begrepen kan worden in de context van zijn relaties. Kinderen groeien op in de context van het gezin. De omgeving heeft invloed op de ontwikkeling van het individu en andersom. Om die reden worden beide aspecten steeds in onderling verband bekeken.
Dit betekent voor de hulpverlening dat we kinderen die problemen hebben ook in hun sociale context beschouwen. Het probleem van het kind is in een bepaalde relationele context ontstaan en zal ook in diezelfde relationele context geanalyseerd en behandeld kunnen worden. Het kind wordt dus niet meer alleen als een individu bekeken, maar juist steeds in zijn hele sociale context bezien.
In de gesprekken, die qua samenstelling kunnen wisselen, kan de nadruk liggen op het veranderen van de omgang met elkaar of op het veranderen van de manier waarop tegen het probleem wordt aangekeken. In de therapie worden de gezinsleden zich bewust van de manier waarop ze op elkaar reageren en krijgen zicht op de invloed die ze op elkaar hebben. Van daaruit wordt er gewerkt naar een de gewenste verandering.
Als het lastig is om over gedachten, gevoelens en problemen te praten, of als er juist te makkelijk gesproken wordt maar daarmee aan het voelen voorbij wordt gegaan, kan het zijn dat er gebruik wordt gemaakt van non-verbale technieken. Dit kan bijvoorbeeld samen werken met teken- of schildermateriaal, werken met klei of het doen van spelletjes betekenen. Emoties, gedachten en gedrag- en interactiepatronen die handelend naar voren komen bieden aanknopingspunten voor reflectie en communicatie. Door op een andere manier met elkaar samen te werken, te communiceren (via woord en beeld) worden gezinspatronen zichtbaar, bespreekbaar en/of doorbroken.